home  
 

Teksten

Op de bres voor slachtoffers van intimidatie

do 20 november 2008

Sinds Ayaan Hirsi Ali het debat over moslimextremisme en de positie van de vrouw in de Islamitische wereld centraal op de agenda heeft geplaatst, zijn velen in haar voetspoor getreden. Maar sinds de moord op Theo Van Gogh en de gewelddaden naar aanleiding van de Deense cartoons, is de Westerse wereld zijn onschuld kwijt. De publicatie van een nieuw rapport, Victims of intimidation, laat overduidelijk zien dat ook vandaag in onze contreien de vrije meningsuiting en de bescherming van de fysieke integriteit niet langer evidenties zijn.

Het rapport, geschreven door Douglas Murray en Johan Pieter Verwey aan het Centre for Social Cohesion, maakt een overzicht van in totaal 27 moslims en gewezen moslims die zich hebben uitgesproken tegen het islamitisch radicalisme en fanatisme, voor de gelijkberechtiging van vrouwen en voor de open samenleving, en omwille daarvan met geweldpleging of de dood bedreigd worden. Niet minder dan 8 politici, 4 journalisten, 6 activisten, 4 schrijvers en 5 artiesten worden in het rapport vermeld. En er zijn er ongetwijfeld nog veel meer. Allen maakten dezelfde ‘fout' door zich openlijk uit te spreken tegen de extremiteiten van en mistoestanden binnen.

Deze voorbeelden tonen aan dat de intimidatie door extreme islamisten en de dreigementen van geweld het moslimintellectuelen onmogelijk maken om openlijk kritiek te formuleren of een open discussie aan te gaan over hun godsdienst. Verbazingwekkend reageren de Europese intelligentsia en regeringen met desinteresse. Erger nog, ze beginnen diegenen die kritiek leveren te behandelen als een klasse apart, niet als volwaardige burgers die dezefde rechten op vrije meningsuiting of zelfbeschikking kunnen doen gelden. Zowat alle bedreigden waren verbaasd over het stilzwijgen en het gebrek aan steun van de Europese intelligentsia en regeringsleiders. Zonder de vitale steun van deze groepen zijn sommigen geëmigreerd naar landen waar zij wel openlijk het debat kunnen aangaan, anderen zijn gestopt met schrijven of met publieke optredens. Toch zijn er nog steeds mensen, zoals Ayaan Hirsi Ali, die zich blijven uitspreken, ongeacht de risico's.

Op 19 september 1981 - twee jaar na de Iraanse revolutie onder leiding van ayatollah Khomeini - presenteerde de Islamic Council of Europe, op een congres over mensenrechten in de moslimwereld in Parijs, de Universele Islamitische Verklaring van Mensenrechten. Lezing van deze tekst toont aan dat tal van fundamentele rechten, zoals de vrije meningsuiting en gelijkwaardigheid van man en vrouw, binnen de moslimwereld ondergeschikt werden gemaakt aan de islamitische wet, de sharia, en dat moslims zich mogen verzetten tegen alle burgerlijke wetten die daar tegen ingaan.

Sinds dan wordt op bevel van orthodoxe islamitische geestelijke leidersschrijvers en journalisten opgepakt, gemarteld en vermoord, zoals de succesvolle Iraanse schrijfster Gazelah Alizadeh en werden fatwa's uitgesproken, waarvan de bekendste deze tegen Salman Rushdie is. Ook in andere moslimlanden worden mensen met een andersluidende mening fysiek bedreigd, bestraft of vermoord, onder meer in Nigeria, Egypte, Algerije, Bangladesh, Libanon, Jordanië, Syrië en Tunesië. De strijd tegen het vrije woord breidde zich ondertussen, zoals het rapport laat zien, ook uit naar de moslimgemeenschappen in westerse landen.

Er is echter hoop. Want meer en meer intellectuelen en schrijvers spreken zich wel uit. Vrijdenkers zoals Ayaan Hirsi Ali, Paul Cliteur, Dick Pels, Theodor Holman, Paul De Beer, Rob Wijnberg en Jonathan Israël nemen de verdediging op zich van moslims die zich uitspreken. Daarmee werpen ze zich op als ‘hedendaagse voorvechters van het vrije woord'. Maar blijkbaar hebben moslimfundamentalisten dat zo niet begrepen. Ze aanvaarden geen enkele kritiek op hun godsdienst en zijn bereid tot de meest afschuwelijke daden om hun geloof te vrijwaren voor externe kritiek. Ze eisen van hun moslimbroeders en zusters een volledige onderwerping aan de teksten van de Koran en aanvaarden geen enkele kritiek van ongelovige en andersdenkende personen. De uitspraken van de Profeet zijn voor hen onbetwistbaar en vereisen dan ook een radicale onderwerping daaraan. Wie daar kritiek op heeft moet letterlijk de mond gesnoerd worden.

Het rapport toont aan dat fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op vrije meningsuiting en de bescherming van de fysieke integriteit, in tegenstelling tot wat we in Europa vaak denken, geen evidentie zijn. Het is des te belangrijker dat duidelijk wordt waar de grenzen liggen in een liberale rechtsstaat. Over deze fundamentele rechten valt niet te onderhandelen, omdat ze de hoeksteen zijn van een open, vrije en pluralistische samenleving. Precies daarom moeten we met des te meer overtuiging en nog veel harder de onaanvaardbare praktijken binnen de moslimgemeenschap aanklagen. We mogen ons niet laten intimideren, noch door moslimfundamentalisten zelf, noch door sommige linkse intelligentsia die de problemen onder de mat wilen blijven vegen. We moeten ons durven uitspreken en volop de verdediging op ons nemen van diegenen die de moed hebben om zich wél uit te spreken. Doen we dat niet, dan is onze eigen vrijheid niets meer waard.

 

 



Reageer:

Naam*
Email*
Bericht*
Controle*
(*) verplichte velden









Fanclub

word ook fan op facebook